© Shutterstock.com
Nog voordat je de kroegdeur kozijnloos kreeg, kon je hem op straat al horen. De flipperkast. Qua uiterlijk een grafkist op hoge poten met een punten tellende grafzerk op de rand gestoken. Van de doden niets dan goeds maar grafstilte wordt niet gedolven uit een speelkast > die het van toeters en bellen, van getingel en gerinkel moet hebben. Niet-spelers doen de muziek van de pin ball machine af als pokkenherrie, spelers graven echter in de spijkerbroek al naar een vijftig cent muntstuk zodra ze ‘m horen. Als ze zo'n kast nu al horen… want tegenwoordig lijkt de flipperkast stommetje te spelen en zich nog enkel op te houden in musea, zoals in die van Athene > en Krakau >.

Van flipperloze kasten naar video pinballs
Vroeger was dat anders. In de jaren zeventig leverden giganten als Bally, Gottlieb en Williams wereldwijd de café-eske opvolger van de jukebox. Hun flipperkasten waren hip en trendy en zeer in trek in elke biertent en patatlounge. En het kostte maar een kwartje om de ballen te lanceren. Er is véél vroeger > als het om flipperkasten gaat. Voor de elektronische wave was er de mechanische. En daarvoor de handmatige >. Vaak houten kasten met trekveer en op het speelveld een myriade van spijkertjes, strategisch vast getikt om de bal een onvoorspelbaar parcours naar beneden te laten maken; waarbij de zilveren kogel met wat geluk landde in een zoveel-punten-mandje van een half maantje aan spijkers. Punten! Dat was dan de tijd waarin nog geen flippers de kogel weer opwaarts konden tikken. Die werden pas in 1947 op het speelveld gemonteerd.​​​​​​​
© Shutterstock.com
Replay maar wel privé
Ga je nu op kroegentocht, dan fulmineert er zelden nog een bespeelde flipperkast, als een soort kafferende blaffer van een tijdperk waarin het gevaar van ‘tilt’ als vroegtijdige game-over gold. De flipperkast is foetsie in de openbare ruimte en lijkt goed op weg de jukebox na te reizen en nu in privé sferen woonkamers en mancaves op te tuigen. Vanwaar die huiselijkheidszin van de ballenkast? Waarom zwijgt Roger Daltrey’s Pinball Wizard > in het uitgaansleven? Is de speeltuin in tapperijen en hapsnaaizaakjes overgenomen door fruitautomaat en computergestuurde speelzuilen? Niet echt… de flipperkast is te prijzig geworden voor de horeca. Deze koe melkt moeilijk, ook al worden er nu halve euro’s ingedreven. De productie verloopt ook moeizaam. De laatste flipperfabriek (Stern >) heeft lopende banden in slakkengang. Per speelkast moet er ook liefst een slordige vijfduizend euro worden opgehoest. En het onderhoudstarief blijkt een hardnekkig terugkerende belastingaanslag.
© Shutterstock.com
No score in de kunst?
Als de ballenspuwer zwijgt, kan de aandacht even losgelaten van de heen en weer gekeilde kogel. En in die machinestilte valt op dat elke kast een thema heeft en een design; een artistieke pauwenstaart op de kastflanken, op de bovenkast met scorevelden en op het speelveld. State of the art? Eerder kopiedrang, in de klare lijn van de strip en dan met gekopieerde helden (Tarzan) en filmische kaskrakers (Indiana Jones) >. En toch zie je in de designs iets terug van kunststromingen die ‘in’ waren op het moment van productie. Zoals de popart van de jaren zestig oplicht in Bally’s ‘Op-Pop-Pop’ (1967) >. Of abstraheert in Bally’s ‘Goofy’ (1932) > met puntige art deco. Ook een eigen flipperstijl kwam op, met Dave Christensen als de grote voorman.

Het Amerikaanse pinball-avontuur heeft Europa ook ooit in haar ban gehad. Gelukkig zijn er nog enkele plekken waar je ze niet alleen museaal kunt bekijken maar er ook op kunt spelen. Zoals in Rotterdam > of in Boedapest >. Helaas zonder bestelbare kopstoot of patatje-oorlog. Het geweld wordt niet gevoed, blijft flippervriendelijk.
Back to Top